
hoofdprijs
Het winnende gedicht was van Else Kemps,
en of het zo door kan gaan
Het verschil tussen wachten en verwachten leerde je
van een kat die twee keer van huis liep en maar één keer terugkwam.
Je denkt aan de zuurstoffles die je opa kunstmatig in coma hield.
Of het zo door kon gaan, vroeg je tante steeds, en op Google Maps
heeft zijn fiets nog drie jaar voor de deur gestaan. Daarna was er
S, de man die zei niet verder te willen en daarom al die tijd gebleven is.
’s Nachts vertel je hem over de keer dat iemand je uitschold
voor ‘hoer’ omdat je stilstond op een zebrapad. Alles wat hij zegt
is dat ‘lopen’ in het Russisch twee werkwoordsvormen heeft,
afhankelijk van of men een bestemming heeft of niet.
uit het juryrapport
'Dit gedicht kenmerkt zich door een efficiënte compositie in woord en beeld, bijzondere humor en het talent om iets groots op laconieke toon aan de orde te stellen. De beelden zijn terloops geformuleerd, waardoor het gedicht bijna even grijpbaar als ongrijpbaar is. De prijsuitreiking van de Turing Gedichtenwedstrijd in de Stadsschouwburg Amsterdam vormt de afsluiting van de Poëzieweek 2016.'tweede prijs
De tweede prijs ging naar Geert Viaene voor 'En dan is alles anders'.
En dan is alles anders
Vogels vliegen achteruit, vouwen hun vleugels in het water.
De maan wentelt tegenstroom en ook de zon zuigt zich uit
de horizon omhoog. Katapulten spannen de losgeschoten
touwen op, verdwijnen met gebroken schalen, uitgebroede
eieren in de lauwe moederschoot. Boeken ratelen verhalen
achterstevoren tot waar het begint. Wij stellen ons daar iets
of wat bij voor, weten het nog niet zo goed. Kaften kalven af,
prenten en tekstballonnen schuiven printers in. De potloden
blijven speekselloos in binnenzakken en verlangens groeien.
derde prijs
De derde prijs was voor Joyce Willemse voor het gedicht 'Kleine universa op wielen'.
Kleine universa op wielen
De man achter het stuur in mijn universum mag mijn vader
zijn. De vrouw naast hem kleur ik roze, haar stekels gum ik weg.
De houding waarin ze mij gecommandeerd heeft gaat net
niet. De hond blijft in haar mand. Zweet zwemt uit kronkelende
klieren langs mijn knieholtes naar mijn stinkvoeten.
De knie van mijn broertje prikt in mijn bil. Mijn moeder kijkt
achterom. Als het mijn knie op zijn helft, dan had zij het
universum met haar linkerhand doormidden gekliefd.
Ik kijk naar buiten. Zachtjes trek ik de wereld uit haar verband,
een dikke, droge korst waaronder het beleefd klopt. Huizen hangen
als waslijnen langs de snelweg. Bomen creëren stootkussens,
zodat werelden
elkaar net niet raken.
Wij zijn allemaal korstjes en als je ons lospeutert, zie je pas de zweren.
Toch blijf ik krabben. Onder het mom van verlichting
zijn al heel wat littekens ontstaan.