Nr.
Titel
Tekst
1
2151
De steeltjes van de appels boden geen uitkomst
Top 1000
Dag ! Laten we vrijen.
Hij loenst, daarna dansen we op blote voeten tussen
de distels die we bezeiken,
overal om ons heen paren krekels.
Als het nacht is luister je naar het knarsetanden van de spiralen van het bed.
Je zei: Word wakker,
het sneeuwt en de kikkers lopen over de weg.”
Je zei: dat ik droomde van een miskraam,
terwijl ik droomde van de kinderspeeltuin waar
je op draaitonnen kon lopen.
Ik scheen in mijn slaap te praten over een
betere stofdoek om onder te slapen.
Je kamt uitgebreid mijn schaamhaar
je blijft maar kammen en kammen.
Hij is mijn vriendin niet, denk ik.
Dan zeg je: “Je hebt wel een mooie pruim.”
De volgende dag schreeuw ik het tegen de muur.
“Je hebt wel een mooie pruim !”
Zo, dat kan ik ook zeggen.
2
2152
Zomaar of is niets toeval
Top 100
Het ven roddelt er honderduit op los:
jonge merels piepen als oude wekkers,
schrille eksters kussen elkaar op oude elektriciteitsdraden,
braamstruiken verraden de rulle loop van schapen.
Uit de eik zijn zwangere vrouwen gegutst.
Daar scharrelt mijn vader tussen de bloesembladeren
terwijl hij pollen proest.
Hij legt bestek op servetten,
zijn grote verwijtende ogen zeggen
dat ik te oud ben geworden voor deze kindervriend.
Geliefden en stervenden krijgen Lelietjes-van-dalen uit haar tuin.
Mijn broer zijn haar is zwart ,het lijkt of hij er kaviaar in smeert.
Op het land kruipt de prei verder,overal zijn kamers, deuren, en trappen
in de kelder eclectische meubelarij die gonst van het stof.
Er blijken verhalen te zijn die mij ontgingen,
die de ronde doen in huis zonder mijn weten,
dat verteld het oude klokje me dat er nog staat.
Op de terugweg staat de trein lang te piekeren zonder stroom,
een stel friemelt vloekend aan elkaar
iemand verhandelt brillen
een man kan niet verder lezen in de Koran,
er wordt mij verzekerd dat mijn knuffel nooit platjes heeft gehad.
3
2153
Voordat ik kon dromen dat je zou komen
1e ronde
Het lijken wel woorden over sneeuw die de muur stapelt,
de jas die je uit doet,
de afwas uit alle macht bijgehouden,
de controle over het sluimerende
bezorgt me dagelijks paniek.
Vroeger toont een dwerglandschap dat kleurige schaduw achter liet.
Dat is een heel realistische gedachte.
Het is weggedreven als stapelwolken die je niet meer na kan tellen.
Ik mis mijn kindje,
zwem naar hem toe,
de grimas in de spiegel als ik huil
de dwaas die ik ben,
die vraagt of ik dol ben,
of dit echt is en,
uit mij treedt.
Jarenlang legde de slaap toen zwarte kleden over me heen,
over alles wat dit leven voor moet stellen,
ik begroef alles, ook een woord dat ik zocht,
dat ik wilde schrijven, dat verdween in ongrijpbaarheid.
Het klonk als steen, maar tweevoudig
ben ik niet alleen, verbonden
aan een steen.
4
2154
Schilderijtjes aan de muur.
Top 1000
In de felrode kamer
onder de felrode deken
luister ik hoe de lampen bewegen,
hoor de woorden:
de mussen verdwijnen omdat de korenbloem verdwijnt.
De klok slaat kerstballen op grassprieten uiteen.
Aan de muur schilderijtjes waar een kind door de zee wordt gedragen;
hij brult de zee, doet judo tegen de branding,
laat velociraptors spreken, kan magistraal rekenen,
zijn lach lokt de zon,
ha ha ha
hatsjoe!
Je bent er eindelijk toch!
De geheimzinnigheid ervan is als motregen
om je woorden in te lezen.
“Mama houdt heel veel van jou,” fluister ik,
in de hoop teder voor je te kunnen zijn.
Jaren geleden verscheen mijn moeders gezicht
tussen het kralengordijn:
“Ik ga melk en bosbessen halen.”
Op de radio zeggen ze dat bij de bloemenstal
tussen de emmers een leger Lieve-Heer-beestjes optrekt.