Alara Adilow is dichter van Somalische afkomt woonachtig in Amsterdam. Reeds heeft ze poëzie gepubliceerd in Revisor, De Online Gids, Poëziekrant, Oote-Oote, Absint.In 2021 zal ze als Gastschrijver bij ‘nY’ een novella in drie delen publiceren. Ze is een aantal jaar lid geweest van Poetry Cirkel, droeg werk voor op podiums in Nederland en Vlaanderen. Onder ander ‘Mensen Zeggen Dingen, Sprekende Ezels, Dichters in de Prinsentuin. In 2019 stond ze in de Finale van de NK poetry slam. Momenteel werkt ze aan haar debuutbundel: ‘Stoplichten en pantheïsme’ Een bundel over belichaming en de verschillende aspecten die een persoon veranderen, en hoe een persoon de kracht heeft om zichzelf en wereld te veranderen / vervormen.
2019
Nr.
Titel
Tekst
1
7640
De begrafenis.
Top 100
. Ik heb
mijn vriend over het grijze zand gesleept alsof hij
een moot schrootstaal was. Hagelwolken sluieren mijn ogen, mijn huid is as geworden. Gisteren brak een ekster de stad als brood. De maan brandde bloedvuur.
Naast het lijk heb ik gelegen
toen ik mij moest verschuilen.
Het begon te ruiken als een rat.
Alle ratten moest ik verjagen
die zich verzamelden voor het feestmaal.
In de ochtend sloeg ik een gat in de grond.
kneep een gebed uit mijn adem legde deze samen met een kus op zijn
voorhoofd.
We zijn het lied dat duiven zingen.
In de dageraad braken zijn herinneringen als saxofoonnoten
door de grauwe hemel. In het hart sluimert het heelal als een foetus
al is de we-
reld een kuil
vol ingestorte
infrastructuur.
Voordat ik wegging vertelde ik hem
een slaapverhaal zoals hij ooit
aan mij vertelde: Op een avond
kwamen alle bergen en sterren onverwachts
op bezoek, ze hadden vreselijke honger
vroegen melk en dadels. Zij dansten
met elkaar als zandheuvels in de armen
van woestijnwinden, zongen vergeten
liefdesliederen.
We hopen dat wij op een dag
de hemel mogen opensnijden
als de buik van een boeman
en al onze naasten die wij missen
er verrast uit zullen vallen.
2
7642
Stofdelen.
Top 1000
Boven ligt de romige hemelborst,
onder de glimpogen van doden,
ertussen de arbeiders, ertussen de auto’s.
Ik ben een dochter die mijn menstruatie
als een riviergodin ziet. Ik scheid de mannen
van de jongens door ze neer te slaan als dennenvogels.
Ik zal een dochter uit mij dwingen, een dochter
met armen die een toevlucht zal worden voor jongens,
die van kort heersende Romeinse keizers leren te houden.
Omdat een vagina veerlicht is en licht afgeeft.
een roze gekleurd licht dat onrust veroorzaakt.
De onrust van de beschaving ligt tussen mijn benen
en de mannen zeggen: ‘het is machtig.’
Ik kweek zeldzame vissoorten in mijn aquarium.
jongens vallen mij aan als raven.
Ik ben een zoute golf in de steenrivier,
mijn lichaam is geen Cito-toets.