1
7778
*
Top 1000
ik word ongemakkelijk van zeesterren
het is niet geruststellend dat ik aan een meer zit
een kind heeft een kuil gegraven
via een geul verbonden met het meer
het meer is minder vol nu, opgelucht
'toen ik zo oud was als jij droeg ik
zwembandjes in het opblaasbad'
als ik probeer te pootjebaden in de kuil,
word ik geslagen met een plastic schepje
‘ik weet dat je ze nu nog steeds draagt,
en waar je ze verstopt’
het kind beschermt de kuil met een zandmuur
ik wijs naar een man die de reling beklimt, roept
dat hij naar zee wil zwemmen, zonder mij
‘jij zal dat nooit durven, ze laten
hun geslachtscellen vrij in zee en
aan de kant wachten ze je op in
de getijdenpoeltjes’
hij vormt zich tot kanonskogel en springt
van de brug
zijn inslag duwt het meer naar ons toe
ik graaf mijn zwembandjes op
‘je angst voor zeesterren is geen reden om op te geven’
het kind heeft de man niet gezien,
wordt gegrepen door het water en dobbert weg
ik roep na; ‘versier de brug voor me
het beton waarop de pilaren steunen
de verborgen spaken tussen het wier’
niemand kan het kind nog voor me vinden
maar ik heb het tot de avond gered
de kuil golft vol, de geul slibt dicht